dinsdag 12 april 2011

Den Oprel



De eerste dagen zwierf ik door het stadje op zoek naar groen en slootjes en vroeg indien verdwaald aan in een voor mij toen nog onverstaanbaar dialect terug pratende voorbijgangers hoe ik weer thuis moest komen. “Dag broer, van wie bin jie d’r îîntje? Oow van die nieuwen dominie, die weunt op den Oprel gelo’k, is kieke………..”.
Op “den Oprel” waren ook het kantoor en het pakhuis voor kruideniers- en koloniale waren van Duvekot gevestigd. De gebroeders Jan en Jo brandden er pinda’s en hun eigen merk Dukol koffie. Onderaan “den Oprel” was de Nieuwstraat met zijn blauwe natuurstenen plaveisel. Welk soort bestrating het geluid van je voetstappen tussen de voortuinloze huize extra hard weerkaatste.
Onderaan de Opril zat smid Hollestelle die daar ook paarden besloeg, het paard van de melkboer, het paard van de olieboer, de gemeentelijke paarden, het paard van de sleper, die van de boeren in de buurt. Het waren er al met al nogal wat.

zondag 10 april 2011

De verhuizing

Het was niet onze eerste verhuizing. In 1943 verhuisden we van Varik naar Nigtevecht. De huisraad per boot via Waal en Amsterdam-Rijnkanaal. Wij per trein. Eerst naar Abcoude, vandaar per koetsje via de Veltersweg met tol en vervolgens de draaibrug over het Amsterdam-Rijnkanaal.
Onze verhuizing naar Zeeland 1 april 1947
Een gedeelte van de familie reisde naar het plaatsje in Zeeland in de personencabine van de oplegger van de verhuiswagen. Die cabine zat weer boven de bestuurderscabine van de trekker. Vlak na de oorlog waren er ook autobussen in die vorm. Het uitzicht over het lege, platte en kale landschap stemde de inzittenden niet vrolijker. Het gezinshoofd en ik arriveerden zondag 30 maart per stoomtrein. Het station van het plaatsje vond ik indrukwekkend: een watertoren voor de locomotieven, een hoge loopbrug van perron 1 naar perron 2, een remise en een draaischijf. Nadat de kaartjes waren ingenomen kwam je op het vriendelijke stationsplein waarop bussen van de AMZ of Krijger. We liepen rechtstreeks naar de kerk waar we via de zijdeur binnenslopen en door de fluisterende koster werden opgevangen: de 10 uur dienst was al een kwartier aan de gang.
Het was een enorm bouwsel met achterin onder de Turkse kap een groot orgel. En zo klonk het ook dankzij de fysieke inspanningen van de organist.

Hogerop........... van rivier- naar zeeklei

Het was een paradijs, het Nigtevecht van mijn kleuterjaren. De sloot achter ons huis, waarboven ons tuinhuisje hing, het perzikmuurtje, het prille groen van de kastanjeboom in het voorjaar. En dan de voorjaarsbloemen aan de slootkant van de Klompweg, de waterbloemen in de Vecht. De watervogels, het ooievaarsnest achter onze tuin, onze kano in de Vecht…….
Maar ons gezinshoofd, tevens NH-predikant wilde hogerop, zijn kerkgebouw moest groter en ons aanzien verbeterd. Hij was ooit de beste van de klas en had een broer die op een na de beste van de klas was. Maar vertelde de jongere broer ons later: “mijn klas was beter”. De broer was dorpsarts op Noord-Beveland en zat in de proviciale staten voor de AR. Ons gezinshoofd stemde dus CHU.
Slabbekoorn, onze familie-lobbiër werd uitgenodigd en luisterde beleefd toe en zou op onderzoek gaan. Zomer 1946 verschenen er “hoorders” in het Nigtevechtse kerkje, met als resultaat dat we na de daarvoor benodigde tijd naar een slaperig familiestadje in midden Zeeland verhuisden. Blijft voor mij de vraag: voor welk deel hadden de hoorders de dominee werkelijk goed bevonden en hoe groot was des Slabbekoorns' invloed?
de familie voor het tuinhuisje in Nigtevecht 1946

Verantwoording

De volgende geschiedenis is die zoals ik die heb ervaren. Familieleden en niet alleen die, hebben vermoedelijk een andere visie.
Het oudste bericht staat onder-, het nieuwste bovenaan.