zaterdag 30 november 2019

De Terneuzense MTS, stages

Bij onze Terneuzense schoolopleiding hoorde een aantal stages van 3 maanden. Keuze genoeg: ik koos uit voor een groot Rotterdams installatiebedrijf "Electriciteits Maatschappij Electrostoom" dat als project in Dordrecht een transformatiestation bouwde en inrichtte. Weet niet meer hoe hoog de spanning was, maar ik denk aan zo'n 72 kV. Het gebouw staat er nog en is nu restaurant. De erin geplaatste apparatuur was van Brown Boveri, en ik had het geluk de tests ervan bij de KEMA (Arnhem) te kunnen meemaken. Voor de kortsluitproeven ervan moest zoveel elektrisch vermogen geleverd worden dat de grond tijdens de proef dreunde. Je kon het vuurwerk van de proef volgen via kijkspleten in de bunker van de hal. In de opstellinghal zat de olie tot aan het dak door eerder geëxplodeerde schakelaars.....
Er werkte een paar stotteraars bij Electrostoom: mensen die ooit de hoogspanning hadden aangeraakt en dat door geluk (bv tijdig weggeslingerd) hadden overleefd.
Het was een leerzame tijd. In Dordt bezocht ik voor het eerst een ècht theater. Waarin toen de show 60 Toon Hermans.
O ja, ik was stage aan het lopen. Nu in Den Haag. Had aan m'n vorige stage nogal wat geld overgehouden en hield er een prachtige 2-ogige Yashica 44LM aan over. In Den Haag werd het beduidend krapper en koos voor huisvesting in het HTO, het Haags Tehuis voor Ongehuwden aan de Laakkade. Kostte 12 gulden per week. Elke dag lopend naar de Zeestraat en weer terug. Door een van de rose buurten waar ik slechts af en toe, en zedig, mijn ogen een verlicht raam liet binnendwalen. Daar zouden ze in Goes onmiddellijk een vaderlijke agent (volgens mij was met Louisse de laatste daar verdwenen) op af gestuurd hebben. Mijn stage deed ik er bij de afdeling Draadomroep en Mobilofonie van de Centrale Directie der PTT. Mobilofonie was qua bezetting anders dan die van de draadomroep, de vroegere Radio Distributie.....
De afdeling Mobilofonie werd geleid door de ex-verzetsman Bob, voor ons Bouke Vree. En hij hield van improviseren, zoals hij ook in oorlogstijd deed. Dus wat volgens de technische voorschriften niet kon, kon soms best wel. De Draadomroep was in 1940 opgericht door de bezetters en bestond uit het samengaan van de ervoor particuliere radio-distributiebedrijfje. De afstand tussen beide afdelingen was daardoor heel soms voelbaar. Vree had nl ook het eerste personeel van zijn afdeling gerecruteerd, zoals ene Kram, met Mulo-opleiding, die vlak na de oorlog de boodschap kreeg: jij spreekt Engels, dus ga eens naar Pye in Cambrigde en koop er voor, ik weet niet meer voor welk bedrag, maar het ging om tonnen, radioapparatuur zodat we een landelijk mobilofoonnet kunnen opzetten.
Dat landelijke net bestaat al jaren niet meer, we hebben nu het GSM-net.
Een hooggeplaatste bij de afdeling heette Emmerik. Zo gebeurde het op een ochtend dat een van de schoonmaaksters hem begroette met Ha Emmetje!
Ik ken u niet mevrouw, zei Emmerik geïrriteerd, waarop de schoonmaakster: nee, ken je me niet? Nou, als ik in m'n blote ..... loop, dan wil je me wel kennen!
Alle deuren op de gang gingen plotseling op een kier. Doodse stilte in alle kamers....
Het gebeurde ruim voor ik er stagiëerde, maar verhalen blijven soms lang hangen. Wel zag ik er 's morgens vroeg soms dames in avondkledij de vloer dweilen. Behalve ik keek niemand dan verbaasd.

dinsdag 12 april 2011

Den Oprel



De eerste dagen zwierf ik door het stadje op zoek naar groen en slootjes en vroeg indien verdwaald aan in een voor mij toen nog onverstaanbaar dialect terug pratende voorbijgangers hoe ik weer thuis moest komen. “Dag broer, van wie bin jie d’r îîntje? Oow van die nieuwen dominie, die weunt op den Oprel gelo’k, is kieke………..”.
Op “den Oprel” waren ook het kantoor en het pakhuis voor kruideniers- en koloniale waren van Duvekot gevestigd. De gebroeders Jan en Jo brandden er pinda’s en hun eigen merk Dukol koffie. Onderaan “den Oprel” was de Nieuwstraat met zijn blauwe natuurstenen plaveisel. Welk soort bestrating het geluid van je voetstappen tussen de voortuinloze huize extra hard weerkaatste.
Onderaan de Opril zat smid Hollestelle die daar ook paarden besloeg, het paard van de melkboer, het paard van de olieboer, de gemeentelijke paarden, het paard van de sleper, die van de boeren in de buurt. Het waren er al met al nogal wat.

zondag 10 april 2011

De verhuizing

Het was niet onze eerste verhuizing. In 1943 verhuisden we van Varik naar Nigtevecht. De huisraad per boot via Waal en Amsterdam-Rijnkanaal. Wij per trein. Eerst naar Abcoude, vandaar per koetsje via de Veltersweg met tol en vervolgens de draaibrug over het Amsterdam-Rijnkanaal.
Onze verhuizing naar Zeeland 1 april 1947
Een gedeelte van de familie reisde naar het plaatsje in Zeeland in de personencabine van de oplegger van de verhuiswagen. Die cabine zat weer boven de bestuurderscabine van de trekker. Vlak na de oorlog waren er ook autobussen in die vorm. Het uitzicht over het lege, platte en kale landschap stemde de inzittenden niet vrolijker. Het gezinshoofd en ik arriveerden zondag 30 maart per stoomtrein. Het station van het plaatsje vond ik indrukwekkend: een watertoren voor de locomotieven, een hoge loopbrug van perron 1 naar perron 2, een remise en een draaischijf. Nadat de kaartjes waren ingenomen kwam je op het vriendelijke stationsplein waarop bussen van de AMZ of Krijger. We liepen rechtstreeks naar de kerk waar we via de zijdeur binnenslopen en door de fluisterende koster werden opgevangen: de 10 uur dienst was al een kwartier aan de gang.
Het was een enorm bouwsel met achterin onder de Turkse kap een groot orgel. En zo klonk het ook dankzij de fysieke inspanningen van de organist.

Hogerop........... van rivier- naar zeeklei

Het was een paradijs, het Nigtevecht van mijn kleuterjaren. De sloot achter ons huis, waarboven ons tuinhuisje hing, het perzikmuurtje, het prille groen van de kastanjeboom in het voorjaar. En dan de voorjaarsbloemen aan de slootkant van de Klompweg, de waterbloemen in de Vecht. De watervogels, het ooievaarsnest achter onze tuin, onze kano in de Vecht…….
Maar ons gezinshoofd, tevens NH-predikant wilde hogerop, zijn kerkgebouw moest groter en ons aanzien verbeterd. Hij was ooit de beste van de klas en had een broer die op een na de beste van de klas was. Maar vertelde de jongere broer ons later: “mijn klas was beter”. De broer was dorpsarts op Noord-Beveland en zat in de proviciale staten voor de AR. Ons gezinshoofd stemde dus CHU.
Slabbekoorn, onze familie-lobbiër werd uitgenodigd en luisterde beleefd toe en zou op onderzoek gaan. Zomer 1946 verschenen er “hoorders” in het Nigtevechtse kerkje, met als resultaat dat we na de daarvoor benodigde tijd naar een slaperig familiestadje in midden Zeeland verhuisden. Blijft voor mij de vraag: voor welk deel hadden de hoorders de dominee werkelijk goed bevonden en hoe groot was des Slabbekoorns' invloed?
de familie voor het tuinhuisje in Nigtevecht 1946

Verantwoording

De volgende geschiedenis is die zoals ik die heb ervaren. Familieleden en niet alleen die, hebben vermoedelijk een andere visie.
Het oudste bericht staat onder-, het nieuwste bovenaan.